Teksten en composities in theater, multimedia


Muziektheater ImpAkt afficheTEKSTEN EN COMPOSITIES VOOR THEATER EN MULTIMEDIAPRODUCTIES

Ik word regelmatig uitgenodigd in de combinatie van regisseur en componist. Zodoende heb ik een veertigtal projecten in diverse landen geleid, vooral in Rusland, met professionele acteurs: muziektheater, opera, multimediaprojecten en klassiek repertoire.
Veel van mijn teksten, muziek en scripts zijn ontstaan in het kader van deze samenwerkingsverbanden.

Ik ben artistiek leider en stemkunstenaar van Muziektheater ImpAkt. Mijn epische gedichten of tekstbewerkingen worden met behulp van moderne muzikale improvisatietechnieken omgezet in avondvullende programma’s of losse projecten. Daarbij wordt de verbinding gezocht met theater, poëzie, filmtechnieken, beeldende kunst en spiritualiteit.

VERDER LEZEN

Als je enkele titels wilt zien, klik dan links op ‘lijst van koorstukken, theaterscripts, liederenmprogramma’s.

ENKELE TEKSTEN

1.Uit mijn theatrale liederenprogramma ‘Zwanenzang en Moordmuziek’:

EEN WIEGELIED VOOR LATER

Nu geef ik aan jou mijn kind
lichte troost voor duistere tijden,
iets waarvan jij sporen vindt
als je ooit zult moeten lijden,

een wiegelied voor later.

Ik strooi de woorden op de wind,
laat ze met het windpaard rijden
en hoop dat jij de klanken vindt
als je ooit het duister zult bestrijden,

dit wiegelied voor later.

droomlied2.Uit de vertaling van het Middeleeuwse ‘Olav Osteson’, voor de voorstelling van Muziektheater ImpAkt, ‘Droomlied van Olav Osteson’:

Ik trok erop uit in het land van de geest
en moest over doornige heide.
Daar is mijn scharlaken mantel gescheurd,
de nagels van mijn voeten, beide.

De maan schijnt en wegen wijken zo weids.

Ik ben bij de Gjallarbrug aangekomen
die hoog hangt, winderig en ijl.
Zij is geheel beslagen met goud
en spitsen op iedere spijl.

De maan schijnt en wegen wijken zo weids.

Hier stoot steeds de stier en blaft de hond hard.
Hij bijt, terwijl de slang steekt.
En over de brug kont nimmer een mens
die valse oordelen spreekt.

De maan schijnt en wegen wijken zo weids.

Wadend ging ik door het helse moeras,
met onder mijn voeten geen grond.
Ik ben de Gjalarbrug opgegaan,
het zand van het graf in mijn mond.


3.Uit ‘de Weg naar
Binnen’,  de multimediavoorstelling van Muziektheater ImpAkt; vrij naar teksten van Dag Hammarskjöld:

IQ0Z4817Zij: Het is laat.
Hij: Dat klopt. De afdeling gaat over enkele ogenblikken dicht.
Zij: Het hoofdbureau zelf was al gesloten.
Hij: Ja, ja, maak je niet druk.
Zij: Welke taak had hij eigenlijk binnen de organisatie?
Hij: Wie, hij?
Zij: Hij, de man.
Hij: Welke man?
Zij: Deze man: Hammarskjöld noemde hem Wormeneter.
Hij: Meneer Wormeneter, dát klopt.
Zij: Zou hij me kunnen vertellen welke taak Wormeneter had, op het bureau?
Hij: Meneer Wormeneter?  Hij doet zijn werk.

Hij en zij: Wat kan men op een sombere herfstdag anders doen,  dan een tijdlang door de straten zwerven – met de stroom meedrijven?

Zij: Buiten…donker…koud..
Hij: Het is winter. Knap dat zij het ziet
Zij: Het werd laat…alsmaar later.
Hij: Sorry.
Zij: Vandaag was het echt té laat
Hij: Het is al zo lang … echt te laat.  Weldra  komt de nacht … en wat dóet zij…onderneemt zij wat?
Zij: Zij, wie, zij?
Hij: Zij, de vrouw!
Zij: Welke vrouw?
Hij: Hoezo, welke vrouw?!
Zij: Geen vrouw, er was geen vrouw meer,
Hij: Ha ha ha.
Zij:  hoor je me: al lang niet meer. En wat deed hij dan? Ondernam hij wat?
Hij: Hij, wie, hij?
Zij: Hij, de man.
Hij: Welke man?
Zij: Er was geen man, al lang niet meer.

Hij: “Terwijl de bladeren vallen, in the fool’s paradise”   Ach gut, lief Wormenetertje, wat een poëzie. Shakespeare is er niets bij. En de vrouw, waar valt zij, deze comédienne, in een goedkoop toneelstuk?
Zij:  Deze comédienne was allang gevallen, gesmoord in haar clownsmasker, lang, lang geleden.
Hij: En hij, de man…
Zij: Hou er toch mee op. De man was verdwenen, met zijn mannelijkheid, met zijn verschrompelde geslacht.
Hij: Schei uit, schei alsjeblieft uit: die man, die ene man, wat doet hij, volgens jou?
Zij: Drijven, Wormeneter, hij dreef met de stroom mee, traag en grijs, tussen de ijsschotsen.
Hij: Dus hij is een soort drijfhout, dat is alles?!
Zij: Ja, maar ik zag het niet alleen bij jou. Ik zag er velen. Ik zag ze met de stroom meedrijven, vechtend om rottende etensresten. En ik zag hoe ze hun rondjes maakten om te kijken naar de…uhm..
Hij: Condooms…
Zij: Die na de zondagen ronddreven in het water,
in het stilstaande water bij de kaden.

Hij en zij: Weldra komt de nacht

II

IQ0Z4889Zij: Wat lijkt dat ver weg. Schrille kreten van meeuwen scheuren het huidzachte, dunne vlies van de stilte uiteen, in de laatste donkerte van de nacht. De schreeuwen verweven zich met het snelle, witte gedartel boven de branding, met de ziltheid en de opkomende bries. 
      Hij: Goedemorgen.
Zij: Goedemorgen.
Hij: Ben je al lang wakker?
Zij: Nee, ik ben net ontwáákt.
Hij: Maar het is vroeg, onze dag is nog jong.
Zij: (lacht)
Hij: De slaap is licht geweest, als die van een dier in vrijheid. En in zijn slaap hebben de zinnen zich uitgestrekt naar de nieuwe dag. Wat doet zij, op deze nieuwe dag?
Zij: Wie zij?
Hij: de vrouw.
Zij: Welke vrouw?
Hij: deze vrouw, jij.
Zij: Ik…ik?
Hij: Jij, ja jij, niet die ander, niet de vrouw die Hammarskjöld Wormeneter noemde.
Zij: Er is niet slechts één vrouw, er is een keuze.
Hij: Een keuze, wat bedoel je?

Zij: Het wordt lente. Het is zeker erg vroeg voor pinksterbloemen. Maar de meihemel staat hoog boven de vlakte. Trillers van leeuweriken en licht vloeien samen in één koele extase. De dooi is ingevallen en het leembruine water van de rivier is snel en fris.
Hij: Het gaat nooit over één enkele vrouw, of over een enkele man, hoogstens over een personage: Mevrouw of Meneer Wormeneter, of een ander personage, zoals je een kledingsstuk kiest, een toneelkostuum, het masker dat je toevallig opzet.Dit toneelkostuum vormde de muur tussen mezelf en de sympathie die ik zocht, een sympathie die ik vond toen ik op zekere dag naakt stond, naakt.

Zij en hij: Nederigheid. Nederigheid tegenover de bloem aan de boomgrens
 opent de weg, de weg die bergopwaarts voert.

III

IQ0Z4890Hij: Ik treed te voorschijn uit het ravijn, daar waar een beek stroomt  onder een gewelf van bladeren, ik, Joan Anderskind.       Zij: …ik treed te voorschijn, naakt op de wijde open helling, in het ochtendlicht.     Hij: Nu.      Zij: hier en nu.      Hij: het wonder.       Samen: Ik ben, ik Joan Anderskind.

Zij: Ik Joan Anderskind weet niet wie – of wat – de vraag stelde. Ik weet niet wanneer zij werd gesteld. Ik herinner me niet dat ik antwoordde. Maar eens zei ik ja, ja tegen iemand, of tegen iets.
Hij: Vanaf dat moment heb ik de zekerheid dat het leven zinvol is en dat daarom mijn leven, in zelf-overgave,  een doel heeft.
Zij: Ja, vanaf dat moment heb ik geweten wat het wil zeggen, ‘niet om te zien’, of ‘zich niet te bekommeren om de dag van morgen’
Hij: Is dit het moment dat ik uit de oordeelsdroom ontwaak, het moment buiten al het lawaai, buiten alle drukke gebaren?
Zij: Het moment waarop ik weet heb van het enige, echte,  de kalme, niet flakkerende vlam van de liefde?  Ja.

Zij: Ieder ogenblik oog in oog met de liefde 
 die de rechtbank is 
maar niet oordeelt 
wanneer ons oog in nederigheid
 zijn blik weerspiegelt.
 Hij: Ieder ogenblik 
oog in oog met de liefde 
die alles ziet 
maar vergeving schenkt 
in geduld.

Hij en zij: lied te worden in duisternis van vroege dageraad… lied te worden… verdwijnen mogen, opgaan in het licht,  om lied te worden.

 

4.Uit mijn theatrale liederenprogramma ‘Zie, daar loopt een been’ :

GEK

Draken en hun aanverwanten,
heksen met een harde lach.

Het stond geschreven in de kranten
dat een gek van alles zag.


Ver weg, diep in het bos,
in het huis van de hel,

ingekooid door een hek
van de dam, wie is gek ?

Ik ben veilig opgeborgen,
uit het zicht van iedereen,


een beetje dood, maar niet gestorven
en helaas nog niet van steen. 


Psycholoog in mijn hoofd,
wat is gek, abnormaal,
waarom ben ik verdoofd?
Kijk me aan, spreek mijn taal.

Toen de dam brak in mijn oren,
met de wolken in mijn ogen,
wilde niemand me nog horen
en geen mens had mededogen.

Ik ben hier en jij bent daar,
ik zie doden, jij bent dood

en wat ik zien kan vindt jij raar,
want jij ziet kleren, ik ben bloot.

‘t Wordt verzwegen in de kranten,
in lucht geschreven door jouw groep:

jij hebt snoepers als je klanten
maar een winkel zonder snoep. 


Toen de dam brak in mijn oren,
met de wolken in mijn ogen,
wilde niemand me nog horen
en geen mens had mededogen.

Wel de draken, aanverwanten,
heksen met een harde lach.


Helaas schreven zij geen kranten.
Zij begrepen wat ik zag,

niet het veel te hoge hek
van de dam, maar mij, de gek.


 

Poster ImpAkt waterbeelden, dec 20095.Uit  de multimedia-voorstelling van Muziektheater ImpAkt, ‘De IJssel, waterklankbeelden’, met onder andere werk van de Zutphense dichteres Ida Gerhardt.

ZUTPHENS NATJE,
GEDENKSCHRIFT VOOR IDA GERHARDT

Je hebt me ontkurkt als een fles zure wijn:
een haak in mijn hoofd, wat hardhandig misschien,
maar ’t heeft me geleerd mijn verdriet aan te zien.
De kurk is nu weg én de angst voor de pijn

Omdat jij mijn zelfbeklag niet hebt ontzien.
“Een fruitige afdronk”, zei jij, “dat is schijn,
want jouw bouquet ruikt naar schrale azijn”.
Zuur vroeg ik: “Is dat het etiket wat ik verdien?”

Sindsdien blijf ik fruitig en zonder venijn.
Ik werk aan mijn smaak en zonder chagrijn
kweek ik een rozig bouquet bovendien.

Ik zink zonder droesem, ik lach en ik grien
en toch is mijn bodem nog steeds niet te zien.
Jij hebt me ontkurkt, maar ik ben geen fles wijn.